Bij het proefsleuvenonderzoek werd in een geverfde beker een zilverschat gevonden. In de pot zaten 107 zilveren munten, zes zilveren armbanden, een grote verzilverde fibula en de restanten van een ketting. Deze schat is ergens in het laatste kwart van de tweede eeuw in de grond gestopt. Deze vondst wordt vooralsnog niet geïnterpreteerd als rituele depositie maar wordt meer gezien als een daad van wanhoop.
During archaeological research a pot was found with 107 silver coins, 6 silver bracelets, a large fibula and remains of glass beads from a necklace. Dating: end second age AD. This find is interpreted not as a ritual deposition but as an act if despair.